Protestantse Zuid Bevelandse Klederdracht
De Zuid Bevelandse vrouwendracht - protestants
De Zuid Bevelandse protestante vrouwendracht is te herkennen aan de grote ovale schelpvormige muts van kant.
Dit is een van de mooiste en duurste mutsen in de Zeeuwse dracht . Deze is van het hul type en de hul is tot maximale grote uitgedijd.
De kostbare zondagse bovenmuts is van Brussels kant. De muts wordt met stijfsel opgemaakt en met behulp van een karkas in vorm gehouden.
Het ondermutsje noemt men een “tupmusse ”, ook wel “tipmusse” , en de bovenmuts wordt “trekmusse” genoemd.
In de ondermuts wordt het oorijzer gedragen waaraan stikken bevestigd zijn. De oorijzers die gedragen worden noemt men stikken of stukken.
Zij zijn voorzien van gouden vierkanten, die met zeer smalle half hoepelvormige beugel met elkaar zijn verbonden.
De achterzijde van de gouden vierkanten zijn versierd met een gravering van bloemen en lijnen. De vrouw draagt het haar in een grote rol op het voorhoofd,
de zogenaamde bles. Om de hals draagt ze een 5 snoeren bloedkoralen krans die in de nek met een gouden slot wordt gesloten.
De vrouw draagt een zwart hemdrok van gebloemd kamgaren waarvan de mouwen met bandfluweel is afgezet.
Over het hemdrok draagt men een beuk, die aan het hemdrok wordt vastgespeld. Over de beuk wordt een grote diagonaalsgewijze gevouwen
driekante doek gedragen, die geheel is geplooid. De beuk en gevouwen doek kunnen van bontbedrukte of effen katoen, terlenka, trevira
of cocktail – zijde zijn. Deze doek wordt met spelden vastgezet aan hemdrok en beuk.
Verder wordt een zwarte rok van gebloemd kamgaren gedragen met daarover heen een schort van zwarte fijne wol, Frans merinos,
voor ’s zondags en een van lichtgrijs katoen voor door de week. Verder draagt de vrouw zwarte kousen en zwarte schoenen.
De Daagse dracht
Door de week draagt de vrouw dezelfde kledingstukken als op zondag. Ze zijn dan echter van minder kostbare stoffen gemaakt.
Ook zijn de sieraden, zoals de bloedkoralen, minder groot. Soms worden de bloedkoralen gesloten met een rond slot aan de voorkant.
De schort is gemaakt van licht geruite katoen en ook de doek en beuk zijn van makkelijk te wassen stoffen.
De vrouw draagt alleen een bovenmuts wanneer zij ergens naar toe gaat.
De mannendracht
De kostuums van Zuid –Bevelandse katholieke en protestantse man komen zeer sterk overeen.
Er zijn maar een paar kleinere verschillen. De man draagt een gebrocheerd zijden boezeroen (hemd).
Deze is blauw of zwart. Aan de hals wordt het hemd gesloten met twee gouden braamknopen.
Daaronder wordt een bont gekleurd halsdoekje geknoopt. Over het hemd draagt men een mouwloos ondervest.
Over de ondervest draagt men een kort jasje, dat men ook wel ‘vest’ noemt.
De vest en ondervest zijn van zwarte lakense stof met sierstiksels op de revers en achtersplit,
de Katholieke man heeft soms een tulppatroon, aan dit patroon kun je zien wie de kleermaker is.
Het vest is rond de hals afgezet met fluweel. De vest en ondervest hebben beiden een dubbele rij van 6 knopen met een zelfde motief.
Verder draagt de man een zwarte fluwelen klepbroek die gesloten wordt met zilveren broekstukken.
Achter aan de broekband bevinden zich twee gaatjes om de wijdte van de broekband met een vetertje te kunnen regelen.
De protestantse man heeft een zwarte broeksveter in zijn broek, de katholieke soms een rode.
Op zijn hoofd draagt de man een ronde zwarte hoed. Dit is een zogenaamde pluus‘ oed.
De katholieke man draagt de rand aan de voorzijde naar beneden.
Verder worden zwarte kousen gedragen met zwarte schoenen.